In uitdrukkingen, spreuken, spreekwoorden, zegswijzen en vergelijkingen komt de pittigheid van een taal, gekruid met een dun-dikke laag humor naar boven. Ze beschrijven een situatie, een relatie, een gedachte of emotie op een kernachtige, spitsvondige manier.
Uitdrukkingen verwoorden gedachten, gevoelens. Ze vragen om een verklaring. Ze bedoelen iets anders dan de letterlijke betekenis van de gebruikte woorden.
Vb. Zijn broodje is gebakken dwz hij kan rentenieren
Spreekwoorden zijn de smaakmakers, het kruidentuiltje van een taal. De wijsbegeerte, de levenswijsheid, uitgedrukt in een volkse taal.
Vb. Oost west, thuis best
Vergelijkingen dragen een gelijkenis of een verschil over van het ene naar het andere.
Vb. In: …… is zo sterk als een beer
In de trappen van vergelijking komt de onderlinge verhouding tot uiting
Vb. is zwaar, is zwaarder dan…, is de zwaarste. Vermits oos Gènker toal ’n hiel kleerrijke toal ès, ès ter ’n verzoameling ‘Wei ver het zoeal ‘ns zègge’ bijeengebrocht. Èrget gehierd och gelèèzen, dan opgesjrieëven en ze gewoen bijeengezatte. Mèt de bijhierende kersiefjes en illestroasies ès geperbeerd e fris eegentijds tintsjen oan het gehiel te gèève. Ge zilt woal maerke dat oos Gènker ’n goed gekreide, beeldrijke toal ès.
Ge kont er donner op zègge dat er nog heep Gènker ‘taalstaaltjes’ zijn dei nog boeëve woater konne koeëme. Hei zijn nog geen wèèrspreuken en vergelijkingen èn opgenoeëme. |