Bepaald lidwoord 

Het bepaald lidwoord duidt een bepaald zelfstandig naamwoord – soortnaam aan.

• Mannelijk enkelvoud:
  
  de + zelfstandig naamwoord 
  den + mannelijk zelfstandig naamwoord enkelvoud, dat begint met –d, -h, of ‘ne 
  klinker. 
  
  Vb: de man, de vès, de slieëtel, de biek (beuk)
        den doag, den trein, den hoed, den aarend, den oovend, den eek, den iemer
  
  ter: kan ook als bepaald lidwoord gebruikt worden bij een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk
         naamwoord of een bezittelijk voornaamwoord.   
  
  Vb:  Da’s im ter sjoenste (de mooiste)      
         Dèè bal (mannelijk), da’s ter mijne.
         Ter ooze, ter zijne
         Dei grijs kat (vrouwelijk), da’s ter mijn.
         Ter oos, ter zijn.
                                           
• Vrouwelijk enkelvoud
  
  Bepaald lidwoord altijd –de (ook voor –d, -h, -t, klinkers) 
  
  Vb: de kaar, de vroo, de kat, de doehs, de hin, de as, de oeëpening, de èètwoar
                                                           
• Onzijdig enkelvoud
  
  Het of 't (dat woorden)
  
  Vb: het volk, het pèèrd, het groas, het hous, het sjóp (het schaap)
  
  In de vlotte spraak hoor je meer de '‘t ' als er geen klemtoon op die 'het' ligt. 
  
  Vb: ’t kènd, ’t kelfke, ’t speelke, ’t eppelke.
  
  Verkleiningsvormen: het bepaald lidwoord in het enkelvoud ook altijd  'het' of '‘t'
                             
• Alle zelfstandige naamwoorden in het meervoud
  
  het lidwoord = de 
  
  Vb: de spieëlers, de speelsters, de hon, de katte, de eeke, de hoamers, de èngele.