Als je twijfelt, probeer dan eens met –die of –dat voor het zelfstandig naamwoord te zetten.
“die”: geldt voor ‘de’ woorden’, “dat”: voor ‘het’ woorden.
Èn ’t Genker dialekt: - dèè (vier mannelijk-weerd)
- dei (vier vrouwelijk-weerd)
- dat (vier onzijdig-weerd)
Dat helpt en ge hèbt al drek het geslacht van het woerd.
Het bepaald lidwoord
Het onbepaald lidwoord