Aermoei troehf, de meis loehge doed èn ’t sjoap.
Armoe troef, de muizen lagen dood in de kast.
De mondvoorraad was op…
Zich ’n oog out lache.
Zich een oog uit lachen.
Heel hartelijk om lachen.
As ’t rèègent en de zon sjijnt, kèrmes ènne hèl.
Als het regent en de zon schijnt, kermis in de hel.
Goed en slecht tegelijk, dat geeft narigheden.
Koakele kan alleman, eeër lègge, da’s de kinst.
Kakelen kan iedereen, eiëren leggen, dat is de kunst.
Uitleggen, kan iedereen, uitvoeren, dat is de kunst.
Vrig op zijn ès goed, outgeslóppe zijn ès bèèter.
Vroeg op zijn is goed, uitgeslapen zijn is beter.
Er rap bijzijn is goed, handig en gewiekst zijn is beter.
(letterlijk is het ook waar)
Lómp geboeren en nog niks bijgelierd.
Lomp geboren en nog niets bijgeleerd.
Begaat als volwassene nog aardig wat dommigheden.
Dèè geleeft dat de piehpels hoei frèète.
Die gelooft dat de vlinders hooi eten.
Die is lichtgelovig . Kan men nog wijsmaken wat men wil.
Dèè hit ze nie allemool op ’n rij.
Die heeft ze niet allemaal op een rij.
Die is niet geloofwaardig, niet goed wijs.
Vertelt dwaasheden.
Iemes outvroogen tot op z’n himme.
Iemand uitvragen tot op zijn hemd.
Alles willen te weten komen.
Dèè ès nog mer efkes onner z’n brók out gewasse.
Die is nog maar eventjes onder zijn broek uit gegroeid.
… een slungelachtige tiener.